Nedersaksisch – wat is het, waar is het en hoe het wordt toegepast?

Lees hier het artikel in het:

De hoofdvarianten in de verschillende streken (bron: Nedersaksisch in een notendop)

Nedersaksisch is een regionale taal die vanouds in een groot deel van Nederland werd gebruikt. Het is een mirakels oude en bijzondere taal die thuis is in het noorden en oosten. Het Nedersaksisch is altijd wel een eenheid geweest, al bestond en bestaat er nog steeds een fleurige verscheidenheid. De eenheid bestaat door dezelfde komaf, maar varieert dus al naar gelang de regio. Door de jaren heen is er geen Nedersaksische eenheidstaal ontstaan. Daar is ook nooit behoefte aan geweest. In iedere streek wordt vanouds de eigen streekvariant, of de hoofdvariant gebruikt en door veel mensen gekoesterd. Binnen de streekvarianten bestaan ook weer plaatselijke verschillen.

 

De hoofdvarianten die we onderscheiden zijn (vanuit het noorden op een rij gezet): Gronings, Drents, Stellingwerfs, Sallands, Twents, Achterhoeks en Veluws. De eigen benaming van de talen zijn ooit ontstaan door de eeuwen oude regionamen. Plaatselijke varianten worden doorgaans naar een dorp of stad genoemd, zoals Rijssens, Steenwijks. Of naar een kleine streek zoals het Westerwolds of het Westerkwartiers.

Bij het Nedersaksisch horen ook het Urks in de provincie Flevoland, en de variaties in de gemeente Bunschoten (provincie Utrecht). Ook het Gooise ‘Huizens’ wordt als een vorm van het Nedersaksisch beschouwd. Net als het Kollumerlands in de Friese streek Kollumerland, dat talig aansluit bij het Gronings en het Wersterkwartiers.

Structuur: nu en vroeger
De opbouw van een taal tekent de taal. Ook bij het Nedersaksisch is dat het geval. We kennen de taal als regionale taal in Nederland, zodoende wordt de taal heel vaak vergeleken met de hoofdtaal van het land, het Nederlands. Wat opvalt is bijvoorbeeld dat de onbeklemtoonde –en, zoals in woorden als ‘laten’, ‘slijpen’ en ‘gebruiken’ uit het Nederlands, niet precies zo uitgesproken worden in het Nedersaksisch. Dus niet als -en of -e, maar als –tn, –pm en –kng.

Zo is er natuurlijk veel meer eigen aan het Nedersaksisch. ‘Laten’ bijvoorbeeld heeft in het Nedersaksisch een ao-klank en wordt dus in de meeste gebieden als ‘laoten’ geschreven. Ook als ‘loaten’ trouwens, vooral daar waar de klinker donker klinkt. Dit is vooral in de provincie Groningen en ook in Twente. ‘Slijpen’ is in het Nedersaksisch ‘sliepen’ en ‘gebruiken’ is ‘bruken’  of ‘broeken’, afhankelijk van de streek. De spellingsregels van de verschillende regio’s liggen vast en verschillen onderling niet veel van elkaar. Ze zorgen voor een vast woordbeeld en dus voor leerbaarheid, leesbaarheid en schrijfbaarheid. Bij sterke verschillen in klank worden natuurlijk wel verschillende letters gebruikt. Een voorbeeld daarvan is het woor ‘goed’: dat komt o.a. voor als ‘goud,’ ‘good’ en ‘goed’, afhankelijk van de uitspraak in de streekvariant.

Je kunt alle klanken, woorden en zinsvormen van het Nedersaksisch beschrijven en de verschillen en overeenkomsten met ander talen bekijken en in schema’s en in regels vatten. Dat kun je dan ook nog verklaren met regels. Regels die verschillen tussen de hoofdvarianten en de strekenvarianten tot uitdrukking brengen zijn al vaker geformuleerd. De aa-klank in ‘late’ of ‘laat’  bijvoorbeeld heeft zich in een aantal streken doorontwikkeld tot de donkere oa (Gronings, noordelijk Drents), in andere streken juist tot een heldere ää (zoals in het Sallands, Oost Veluws) en weer verder tot de nog heldere ae (Stellingwerfs).

Verschillen met het Nederlands en natuurlijk met andere talen zoals het Engels, Duits en Fries zijn er niet alleen op het vlak van de klankkleur (fonologie), maar ook op het vlak van woordvorming (morfologie), zinsbouw (syntaxis) en het woordbeeld.

Anderweggens (elders) en völderwegges (op veel plaatsen) zeg je niet op die manier in het Nederlands. Waikschild / wiekscheld, dat gezegd wordt van bonen met een zachte schil, zeg je ook niet op die wijze in het Nederlands. Die taal heeft geen samenvoegingen zoals anderweggens of wiekscheld of iets dergelijks.

Vooral in het noordelijk Nedersaksisch zijn zinsconstructies zoals ‘omdat ze warken kund het’ gebruikelijk en niet, zoals in het Nederlands, ‘Omdat ze heeft kunnen werken’. Toch is het niet zo star als het lijkt. De volgorde als ‘omdat ze kon warken’ kan in zuidelijk Nedersaksisch wel weer. En zo is er veel meer.

De ontstaansgeschiedenis van het Nedersaksisch plaatst de taal naast het Nederlands. Dus niet onder het Nederlands, als een ‘dialect van het Nederlands’. Een misverstand dat nu minder voorkomt dan voorheen. Een verre voorloper van het Nedersaksisch is het Oer- of Protogermaans, daar zijn als eerste Oost-, Noord-, en Westgermaans uit voortgekomen. Het Westgermaans groeide vanaf ca. 500 na Chr. uitelkaar in het Oudfrankisch (ook wel: Ooldnederlands), Oudhoogduits, Oudfries, en Oudsaksisch (ook wel: Oudnederduits).

Het Oudsaksisch ontwikkelde zich in het gebeid dan nu Noordwest-Duitsland en Oost-Nederland vormt. Aanvankelijk waren de Franken in Oost-Nederland. Maar toen in 270 na Chr. de Romeinse Limes het begaf, de verdedigingslinie in het Rijndal, trokken deze naar het zuiden. De Saksen vulden de ruimte in Oost-Nederland op. Het Nedersaksisch ontwikkelde zich dus in het oosten en noorden. Daar tegenover is uit de diverse varianten in het westelijk kustgebied uiteindelijk het Nederlands ontstaan.

De ontwikkelingsfasen met bijbehorende jaartallen (bron: Nedersaksisch in een notendop)
Historisch is de relatie met het Nederduits in Noord-Duitsland van groot belang. Het lijkt op het Nederduits (Streek: Nedderdüütsch, Hoogduits: Niederdeutsch) en stamt af van het Oudsaksisch, zoals dat nog bekend is van het christelijke heldenepos ‘Heiland’ uit ca. het jaar 825.

Het gebied van het Oudsaksisch en het daaruit ontstane Middelnedersaksisch / Middelnederduits in Nederland (bron: Nedersaksisch in een notendop)

Het Oudsaksisch heeft zich ontwikkeld tot het Middelnederduits, in Noord-Duitsland maar ook in onze streken. In de fase van het Middelnederduits hebben de Nedersaksische streektalen van nu zich ontwikkeld. Dat wil zeggen de vormen van het Nieuwnedersaksisch zoals het Drents, Stellingwerfs, Twents enz. zoals we dat tot op de dag van vandaag kennen

Het Oudsaksisch werd tot aan de Elbe gesproken en in het noorden tot aan Kiel. Van het einde van de 10e tot in de 14e eeuw was er een sterke trek naar de oostelijke gebieden en dat bracht ook daar het Middelnederduits. In Nederland was het Oudsaksisch tot en met de Veluwe, in het noorden tot en met de stad Groningen. De streek rondom Groningen was eerst Friestalig, maar rond 1500 was die taal daar helemaal verdrongen door het Nedersaksisch.

Waardering, gebruik en voorzieningen
Het Nedersaksisch/Nederduits staat al eeuwenlang bekend als Saksisch en Nedersaksisch. De verschillende vormen zijn geen standaardtalen geworden, zoals het Nederlands en het Hoogduits, maar toch wordt het Nederduits/Nedersaksisch als belangrijke geschreven taal toegepast. Dat was bijvoorbeeld in de Hanze en in de wereld van de Moderne Devotie. Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw zien we een opkomst en later een groei als geschreven taal in vooral poëzie en proza.

Pas door de invoering van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden in de jaren negentig, hebben het Nederduits en Nedersaksisch beiden nationale en internationale erkenning gekregen. In beide gevallen is de officiële aanduiding die van een regionale taal. In de meeste Noord-Duitse deelstaten vond de erkenning plaats in het kader van deel III van het handvest. Bijvoorbeeld in Nedersaksen en Sleeswijk-Holstein. De Nederlandse rijksoverheid wilde het houden bij deel II.

In oktober 2019 is in de vorm van een nationaal Convenant Nedersaksisch de status van zelfstandige volwaardige taal officieel vastgelegd door de rijks- en regionale overheden. Het convenant is er vooral op gericht om de nog altijd bestaande angst om de taal te gebruiken – door schaamte, een minderwaardigheidsgevoel – weg te nemen, en het Nedersaksisch als volwaardige taal te laten opbloeien in alle domeinen. Dus in alle denkbare situaties in en leven van de mensen. Dan kunnen ook nieuwe generaties er volop gebruik van maken, zonder dat ze er problemen bij hoeven te voelen of erdoor te krijgen.

De provincies Groningen, Drenthe, Overijsel, Gelderland, Friesland en de gemeenten Oost- en Weststellingerwerf gelden als ‘eerstverantwoordelijk’ voor het taalbeleid. Het rijk werkt ook, naast het convenant, aanvullend. Natuurlijk zijn er ook een behoorlijk aantal private verenigingen en instellingen die zelf, ook al in de periode voor de Europese en nationale erkenning, het Nedersaksisch ondersteunden.

Beheersing en in de praktijk gebruiken van het Nedersaksisch gaan niet helemaal gelijk op. Veel mensen kunnen hun eigen regionale vorm van het Nedersaksisch redelijk tot heel goed spreken, maar maken er geen of weinig gebruik van. Door een gevoel van schaamte, door de opvatting dat we alleen in het Nederlands moeten communiceren. Door het idee dat alles toch langzamerhand overgaat naar het Engels, of omdat men ‘niet goed verstaanbaar’ is en meer van dat soort dingen. Terwijl het Europees Handvest en het Convenant Nedersaksisch juist vragen om een levend gebruik, in alle maatschappelijke domeinen.

In 2003/2004 werd een taaltelling Nedersaksisch gehouden naar het beheersen en gebruiken van het Nedersaksisch in Groningen, Drenthe, Stellingwerf, Steenwijkerland, Salland, Twente, Achterhoek en Veluwe. Overal op dezelfde wijze. In de onderstaande tabel lees je een aantal belangrijke uitkomsten.

De streken op volgorde ‘het kunnen spreken ’, ‘het thuis spreken ’ en ‘frequent lezen ’ (bron: Handboek Nedersaksisch (Assen, 2008)

De meeste streken hebben een eigen streektaalinstituut voor het Nedersaksisch in het eigen gebied. Daar is veel informatie te verkrijgen en kan men hulp bieden bij het gebruik van het Nedersaksisch in hen omgeving. Deze instellingen werken ook voor scholen (de ene wat meer, de ander wat minder), vooral in het basisonderwijs. Op de website nedersaksisch.com zijn de website-adressen te vinden. Voor tal van overkoepelende zaken is er het SONT, de Streektaalorganisaties Nedersaksisch Taalgebied. Die vertegenwoordigen het Nedersaksisch ook bij de Noord-Duitse Bundesraat för Nedderdüütsch en in het Nederlands Europees Bureau voor Kleine Talen (EBLT)

Dit artikel is geschreven door Henk Bloemhoff. 

Meer informatie over het Nedersaksisch? Klik hier