Geschiedenis van het Nedersaksisch

De oorsprong van het ontstaan van het Nedersaksisch gaat terug rond het jaar 500 na Christus. Het was de tijd van de Grote Volksverhuizing waar meerdere volksstammen, waaronder de Germanen, het West-Romeinse Rijk binnenstroomden. Het Nedersaksisch, voortkomend uit het Oudsaksisch behoort dan ook tot de West-Germaanse taalfamilie, net als het Oudfrankisch, het Oudfries, het Oudengels en het Oudhoogduits. Uit het Oudfrankisch ontstond het huidige Nederlands, uit het Oudfries het Fries en uit het Oudsaksisch het Nedersaksisch. Het Nedersaksische taalgebied is ongeveer het oude Saksische woongebied voor de tijd van voor de oostkolonisatie, dat wil dus zeggen tot aan oostelijk Holstein en de Elbe. Het Nedersaksische is door de eeuwen heen gegroeid is en is dus geen verbastering van het Nederlands. Een taal, bestaande uit diverse variëteiten zoals het Gronings, Drents, Stellingswerfs, Sallands, Twents, Veluws en Achterhoeks, die nog wordt gesproken in maar liefst 6 van de 12 provincies in Nederland en daarnaast ook nog eens in een groot deel van Duitsland. Het is dus een echte taal, en niet -zoals helaas nog veel mensen denken – een verbastering van het Nederlands. Een taal, maar ook een cultuur die nog steeds te horen en te voelen is in de regio tussen Groningen en de Achterhoek.